Totstandkoming richtlijn infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk versie 1.2

Revisiedatum: 19-8-2024

Beschrijving van de wijziging:

De tekst over het bewaren van vaginale specula voor het plaatsen van een spiraal is aangepast.

1. Samenstelling werkgroep

Mevrouw L. Boelman, waarnemend huisarts
Mevrouw dr. C.M.A. de Bot, deskundige infectiepreventie en gezondheidswetenschapper, afgevaardigde namens de WIP
Mevrouw dr. M. Bouma, senior wetenschappelijk medewerker Nederlands Huisartsen Genootschap, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
De heer S. van den Broek, huisarts en senior beleid & organisatie huisartsenzorg Nederlands Huisartsen Genootschap
Mevrouw M.C.M. Loogman, huisarts en wetenschappelijk medewerker Nederlands Huisartsen Genootschap, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
Mevrouw A. de Roon-Immerzeel MSc, verloskundige en wetenschappelijk medewerker KNOV
De heer dr. E.R. van der Vorm, arts-microbioloog, Reinier de Graaf Groep, NVMM afgevaardigd namens de WIP
Mevrouw L.D. Welling MSc, verloskundige, werkzaam aan de Hogeschool Rotterdam
De heer dr. J.H. van Zeijl, arts-microbioloog, Izore Centrum Infectieziekten Friesland, afgevaardigd namens WIP

De werkgroep werd ondersteund door de volgende medewerkers van het NHG:

  • Lian Hielkema, medisch informatiespecialist, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
  • Monique Verduijn, senior wetenschappelijk medewerker Farmacotherapie, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
  • Jako Burgers, hoofd, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
  • Mirjam van der Zwan, secretaresse, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap
  • Job den Boer, senior wetenschappelijk medewerker, afdeling Implementatie

2. Inleiding

2.1 Doelgroep en doel

Doelgroep

De richtlijn ‘Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk’ geeft adviezen voor infectiepreventie in huisartsenvoorzieningen of verloskundigenpraktijken. Deze richtlijn geldt ook voor praktijken die zijn gevestigd binnen de muren van een ziekenhuis, tenzij er (bestuurlijk) afgesproken is dat deze praktijken zich, wat infectiepreventie betreft, houden aan dezelfde richtlijnen als in het ziekenhuis. Wanneer in de richtlijn gesproken wordt over de hulpverlener, dan wordt daarmee of een huisarts of een verloskundige of één van hun ondersteunende medewerkers bedoeld. Waar in de richtlijn patiënt staat kan ook cliënt gelezen worden.

Doel

De richtlijn heeft als doel een veilige werkomgeving te creëren voor de hulpverlener en de patiënt door het infectiepreventiebeleid in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk te bevorderen.

2.2 Samenstelling werkgroep

In 2013 stelde het NHG een multidisciplinaire werkgroep in om de richtlijn te ontwikkelen. Daarbij is gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit de verschillende verenigingen. De werkgroep bestond uit huisartsen, verloskundigen, artsen-microbioloog en een deskundige infectiepreventie. De werkgroepleden waren gemandateerd door hun vereniging en hebben een belangenverklaring ingevuld en ondertekend. Er werd geen belangenverstrengeling gemeld.Meer details hierover zijn te vinden op onze website, zie www.nhg.org.

2.3 Werkwijze

In december 2013 startte de werkgroep met de herziening van de WIP-richtlijn Infectiepreventie in de huisartsenpraktijk. De samenstelling van de werkgroep staat vermeld in paragraaf 1 van dit hoofdstuk.

Gedurende drie jaar (december 2013 tot en met november 2016) hebben leden van de werkgroep aan de ontwikkeling van de richtlijn gewerkt. De procedures voor de ontwikkeling van de NHG-Standaarden zijn in te zien in de Handleiding voor NHG-Standaarden (zie www.nhg.org).

Basis voor de herziening waren de bestaande richtlijnen voor de huisarts en de verloskundige. Deze richtlijnen zijn samengevoegd en herzien op basis van de knelpunten die in de praktijk zijn ervaren en de meest relevante actuele literatuur (verschenen tussen het uitkomen van de eerste richtlijn tot juli 2016). De aanbevelingen van de richtlijn zijn alleen gewijzigd als dat nodig is om knelpunten op te lossen en naar aanleiding van nieuwe evidence-based practice.

Hoge niveaus van bewijs – zoals systematische reviews, gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken of niet-gerandomiseerde onderzoeken – die betrekking hebben op de meeste gebieden van infectiepreventie en -bestrijding in de eerste lijn zijn over het algemeen niet beschikbaar.

De begeleiding van de werkgroep en de redactie van de tekst van de richtlijn was in handen van M.C.M. Loogman, huisarts en wetenschappelijk medewerker van de afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap van het NHG.

2.4 Commentaarronde en autorisatie

In juni 2015 werd de ontwerpstandaard voorgelegd aan een focusgroep van huisartsen.
Daarnaast werd in juli 2015 commentaar gevraagd en ontvangen van een aantal referenten namens de volgende organisaties/verenigingen:

  • Bond Generieke Geneesmiddelenindustrie Nederland (BOGIN)
  • Domus Medica België, de Vlaamse vereniging van huisartsen
  • Federatie Medisch Coördinerende Centra (FMCC)
  • GGD GHOR Nederland
  • InEen
  • Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV)
  • Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV)
  • Landelijk Overleg Verloskundig Vaardigheidsonderwijs (LVOV)
  • Landelijke Coördinatie Infectieziektenbestrijding (LCI)
  • Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)
  • Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten (NVDA)
  • Nederlandse Vereniging van Praktijk Ondersteuners (NVvPO)
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)
  • NHG Praktijkaccreditering (NPA)
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Regieraad WIP (mede namens Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM), Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG) en Vereniging voor Infectieziekten (VIZ))
  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Zorginstituut Nederland (ZiN)
  • Zorgverzekeraars Nederland (ZN)

Op persoonlijke titel is commentaar ontvangen van E.A.M. Slok, huisarts.

M. Lunter en H. Eekhof hebben namens de NHG-Adviesraad Standaarden (NAS) tijdens de commentaarronde beoordeeld of de conceptrichtlijn antwoord geeft op de vragen uit het herzieningsplan.

Naamsvermelding betekent overigens niet dat de richtlijn inhoudelijk op ieder detail onderschreven wordt.

Naar aanleiding van het binnengekomen commentaar, dat uiteenlopend van aard was, werd in maart 2016 een invitational conference gehouden waarbij alle stakeholders aanwezig waren. Knelpunten werden bediscussieerd, consensus werd bereikt en een set minimumnormen werd geformuleerd.

Op 23 november 2016 werd de richtlijn becommentarieerd en getoetst op praktische haalbaarheid door de NHG-Autorisatiecommissie (AC); er werd een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Op 19 januari 2017 werd deze richtlijn bestuurlijk vastgesteld door het NHG. De zoekstrategie die gevolgd werd bij het zoeken naar de onderbouwende literatuur is te vinden op onze website, zie www.nhg.org. Op 21 maart heeft de regieraad van de WIP bezwaar gemaakt tegen het onderdeel handhygiëne en het onderdeel reiniging, desinfectie en sterilisatie van deze richtlijn. Op 13 april werd deze richtlijn tevens geautoriseerd door het bestuur van de KNOV.

2.5 Juridische aspecten

Op het gebied van infectiepreventie hebben hulpverleners te maken met een juridisch kader, bijvoorbeeld normen en eisen voor persoonlijke beschermingsmiddelen en de Arbowetgeving. De aanbevelingen in deze richtlijn zijn in overeenstemming met bestaande Nederlandse wet- en regelgeving en in samenhang met richtlijnen voor andere zorginstellingen in Nederland. Omdat er nog weinig wetenschappelijke onderbouwing van betekenis bestaat rond infectiepreventie in de eerste lijn, hebben we bij de ontwikkeling van deze richtlijn praktische afwegingen gemaakt waarbij rekening is gehouden met generieke aspecten van infectiepreventie, infectierisico’s in de eerste lijn en de huidige stand van de wetenschap. De aanbevelingen in deze richtlijn zijn veelal streefwaarden. Naast deze richtlijn is er een set minimumnormen voor de huisartsen- en verloskundigenpraktijk ontwikkeld. Deze set bevat normen waaraan huisartsen- en verloskundigenpraktijken na publicatie van de richtlijn minimaal aan worden geacht te voldoen. Het lijkt het NHG haalbaar dat praktijken binnen een jaar aan de minimumnormen kunnen voldoen.

2.6 Herziening

Het beheer van deze richtlijn ligt bij het NHG. Voorstel is om deze richtlijn iedere drie jaar te herzien.