Belangrijkste aandachtspunten 

  • Houd rekening met een verhoogde kans op mazelen bij patiëntengroepen met een lage vaccinatiegraad (denk aan vluchtelingen, arbeids- of gezinsmigranten of personen met een bepaalde geloofsovertuiging). 
  • Mazelen is zeer besmettelijk.  

Achtergrondinformatie mazelen 

Vaccinatieschema  

In Nederland krijgen kinderen in het kader van het rijksvaccinatieprogramma (RVP) de BMR-vaccinatie toegediend op 14 maanden en 9 jaar (zie: Rijksvaccinatieprogramma.nl).   

Kinderen tussen de 6 en 14 maanden die een reëel risico lopen op mazeleninfectie komen in aanmerking voor een vervroegde BMR-vaccinatie. Voorbeelden van een reëel risico zijn:  

Verwekker 

Mazelen wordt veroorzaakt door het mazelenvirus. De incubatieperiode van expositie tot begin van de prodromale fase duurt 7 tot 14 dagen (gemiddeld 10 dagen). De incubatieperiode van expositie tot begin van het exantheem bedraagt 7 tot 18 dagen (gemiddeld 14 dagen).   

Klinisch beeld   

Asymptomatisch beloop van mazelen komt bij niet-immune mensen niet voor. Het verloop van mazelen gebeurt in 2 fasen: de prodromale fase, gevolgd door de exanthemateuze fase.  

  • Prodromale fase: De ziekte begint plotseling met algemene malaise, koorts, conjunctivitis, verkoudheid en hoesten. De koorts neemt in de loop van 2 tot 3 dagen geleidelijk toe tot meer dan 39°C. Aan het einde van de prodromale fase, net voor het ontstaan van het exantheem, kunnen bij 30% van de patiënten Koplikse vlekjes (kleine witte vlekjes op het mondslijmvlies) ontstaan die pathognomonisch zijn voor mazelen. Ze verdwijnen binnen enkele dagen.  
  • Exanthemateuze fase: 3-7 dagen na ontstaan van de klachten ontwikkelt zich een gegeneraliseerd grofvlekkig exantheem dat ruw aanvoelt (als schuurpapier). Het begint achter de oren en langs de haargrens en breidt zich in 3 dagen uit via gezicht, nek, borst, romp naar de ledematen. Na enkele dagen verbleekt het weer. In totaal duurt deze exanthemateuze fase meestal 7-10 dagen.  

Complicaties 

De meest voorkomende complicaties zijn: 

  • otitis media (5-10% van de mazelenpatiënten)  
  • laryngotracheobronchitis (5-10% van de mazelenpatiënten)  
  • bronchiolitis (5-10% van de mazelenpatiënten)  
  • pneumonie (1-5% van de mazelenpatiënten). Longontsteking kan veroorzaakt worden door het mazelenvirus zelf of door een bacteriële superinfectie.  
  • encefalitis (0,1% van de mazelenpatiënten).   

Transmissie  

  • Mazelen is een van de meest besmettelijke infectieziekten. Het mazelenvirus kan enkele uren in druppeltjes in de lucht overleven. Besmetting tijdens kortdurende expositie (bijvoorbeeld in de wachtruimte van een huisartsenpraktijk) is beschreven.  
  • De besmettelijke periode is 4 dagen vóór tot 4 dagen na het begin van het exantheem.   

Diagnostiek  

  • Diagnostiek kan worden gedaan door middel van PCR op een keeluitstrijk of in urine, mits de diagnostiek kort na het ontstaan van de huiduitslag wordt ingezet (bij voorkeur <3 dagen). Indien diagnostiek later wordt ingezet, dan wordt ook serologie geadviseerd (IgM in serum).  
  • Deze diagnostiek wordt maar in enkele gespecialiseerde laboratoria in Nederland uitgevoerd.   

Meldplicht  

Mazelen is een meldingsplichtige ziekte B2. Als mazelen wordt vastgesteld, dient dit gemeld te worden bij de GGD. Zij voeren contactonderzoek uit.  

Bescherming zorgmedewerkers 

Hulpverleners die onvoldoende beschermd zijn tegen mazelen kunnen zelf besmet raken met de mazelen na een risicocontact (risicoloper). Indien zij zelf mazelen ontwikkelen, dan kunnen zij natuurlijk vervolgens ook anderen, zoals patiënten of collega’s, weer besmetten (risicovormer).  

In Nederland is de kans voor huisartsen om mazelen op te lopen in het algemeen erg klein. Tijdens een epidemie is deze kans in regio’s met een lage vaccinatiegraad wel reëel. De mazelenepidemie in 2013/2014 heeft geleid tot het LCI-advies ‘Bescherming tegen mazelen in de gezondheidszorg’.  

De verantwoordelijkheid voor de bescherming en vaccinatie van medewerkers ligt primair bij de werkgever. Als een personeelslid niet voldoende beschermd is, moet vaccinatie worden aangeboden. Een medewerker is voldoende beschermd als deze mazelen heeft doorgemaakt of een volledige vaccinatieserie van 2 mazelen- of BMR-vaccinaties heeft gehad.  

Als een medewerker onvoldoende beschermd is en in contact komt met een mazelenpatiënt moet postexpositieprofylaxe worden aangeboden.  

  • Vrijwel iedereen die geboren is voor 1965 heeft mazelen doorgemaakt en is voldoende beschermd.  
  • Personen geboren vanaf 1978, die volledig zijn gevaccineerd via het RVP (2 mazelen- of BMR-vaccinaties) zijn voldoende beschermd.  
  • Vraag bij personen geboren tussen 1965 en 1975 na of zij mazelen hebben doorgemaakt. Als dat niet het geval is, biedt ze dan 2 BMR-vaccinaties aan met een interval van ten minste 1 maand.  
  • Personen geboren in 1976 en 1977 hebben via het RVP maar 1 mazelenvaccinatie gehad. Om goed beschermd te zijn, is voor hen nog 1 extra BMR-vaccinatie nodig.  

Infectiepreventieve maatregelen bij vermoeden van mazelen 

Neem bij een patiënt met (vermoeden van) mazelen de volgende voorzorgsmaatregelen:  

  • laat de patiënt, indien mogelijk, niet naar de praktijk komen.  

Indien een patiënt met (vermoeden van) mazelen de praktijk bezoekt:  

  • zet de patiënt een FFP2-masker op. 
  • plaats de patiënt in een aparte ruimte (niet in de wachtkamer). 
  • de hulpverlener draagt PBM voor aerogeen overdraagbare aandoeningen (FFP2).  
  • laat de patiënt bij voorkeur beoordelen door een hulpverlener die immuniteit heeft tegen mazelen. 
  • gebruik de ruimte waar de patiënt heeft verbleven niet voor patiëntenzorg tot 2 uur na het consult en ventileer deze ruimte. 

Meer informatie en totstandkoming 

De adviezen over patiënten met (vermoeden van) mazelen in de huisartsenpraktijk zijn gebaseerd op informatie van het RIVM. Voor details en aanvullende informatie over mazelen, zie