Belangrijkste aandachtspunten

  • Benadrukt wordt dat de beslissing tot het wel of niet doen van vroegdiagnostiek (PSA-meting), na goede voorlichting over de voor- en nadelen, bij de patiënt ligt.  
  • Bij dragerschap van een pathogene BRCA2-kiembaanvariant wordt tweejaarlijkse controle van PSA-meting aanbevolen. 
  • De diagnostiek in de 2e lijn is veranderd door inzet van de MRI-prostaat in plaats van direct (systematisch) biopteren. 

Wel of geen PSA-meting

Bij mannen met verzoek tot PSA-meting, zonder klachten die kunnen wijzen op prostaatkanker, ligt de keuze om wel of geen vroegdiagnostiek in te zetten bij de patiënt. Hierbij is een goed begrip van de voor- en nadelen van belang. Met vroegdiagnostiek kan een klinisch relevante kanker gevonden worden, waarbij vroegtijdige behandeling mogelijk gunstig is voor de patiënt. De kans dat er een tumor wordt gevonden die klinisch nooit relevant zal worden is ook aanwezig en dit kan onnodige angsten en zorgen opwekken.

Daarnaast bestaat er een kans op overbehandeling met mogelijke complicaties tot gevolg. Bij mannen met een levensverwachting van minder dan 10 jaar (doorgaans patiënten van 75 jaar en ouder of patiënten met ernstige comorbiditeit) wordt een PSA-meting niet aanbevolen. De behandeling van prostaatkanker heeft dan geen invloed op overleving, maar kan wel negatieve gevolgen hebben op kwaliteit van leven. 

Dragerschap BRCA2-kiembaanvariant

Ongeveer 5 tot 10% van alle mannen met prostaatkanker is drager van een erfelijke genetische afwijking, waarbij een pathogene variant in het BRCA2-gen de meest voorkomende is. Mannen die drager zijn van een pathogene kiembaanvariant van BRCA2 hebben een 2,5-voudig verhoogd risico op prostaatkanker. Deze is vaak agressiever, ontstaat op jongere leeftijd en heeft een slechtere prognose. Daarom adviseert de standaard om bij mannen die drager zijn van een pathogene BRCA2-kiembaanvariant elke twee jaar PSA te bepalen vanaf een leeftijd van 45 jaar (of vijf jaar vóór de jongst gediagnosticeerde patiënt met prostaatkanker in de familie, indien diagnoseleeftijd jonger dan 50 jaar) tot een leeftijd van 70 jaar. 

MRI-prostaat

In de tweede lijn kan na risicoschatting (onder andere met behulp van de prostaatwijzer) zo nodig verdere diagnostiek worden gedaan met een MRI-prostaat, waarna zo nodig MRI-geleide biopten volgen. Een MRI kan een beter onderscheid maken tussen klinisch relevante en klinisch niet-relevante tumoren in vergelijking tot directe (systematische) biopten. Hiermee wordt de kans op overdiagnostiek (onnodig biopteren) en overbehandeling verkleind, maar de kans dat er een tumor wordt gevonden die klinisch nooit relevant zal worden blijft nog aanwezig. Opgemerkt dient te worden dat de MRI-prostaat op dit moment nog niet in alle urologische centra wordt ingezet. 

Andere NHG-producten

Naast de NHG-Standaard hebben we ook andere NHG-producten ontwikkeld of gewijzigd:

Prostaatkanker vormt bijna één vijfde van alle vormen van kanker en is daarmee de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen in Nederland. Echter in 60% van de gevallen is de ziekte lokaal beperkt (alleen in de prostaat) en zal deze aandoening bij de meeste mensen niet tot klachten leiden. Accreditatie: 1 punt.

Er zijn 2 kennislacunes behorende bij dit onderwerp.

Artikel

Er is een artikel geschreven over de vernieuwde richtlijn, deze staat in het tijdschrift en online. Lees het online artikel op de website.

Podcast

Er komt 2 april een podcast over dit onderwerp. Die vind je op deze pagina.