Leveraandoeningen (LESA Laboratoriumdiagnostiek)
Samenvatting Leveraandoeningen (LESA Laboratoriumdiagnostiek)
Actualisering januari 2019; herzien t.o.v. versie 2012
Inhoud |
1. Diagnostiek leveraandoeningen
Bepalingen
- ALAT
Indicatie
- vermoeden virushepatitis
- icterus
- patiënten met algehele malaise bij gebruik van een mogelijk hepatotoxisch geneesmiddel
- problematisch alcohol- of drugsgebruik
- als screeningstest voor het bestaan van leveraandoeningen (zie hoofdstuk Algemeen onderzoek)
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
- specifieke merkstof voor levercelschade
- gamma-GT, ASAT en de alkalische fosfatase worden niet aanbevolen (minder specifiek)
Referentiewaarden
ALAT
| Mannen | < 45 U/L |
Vrouwen | < 34 U/L |
Verder beleid
- < 1,5 maal de bovengrens van normaal: geen klinische betekenis, expectatief
- 1,5 - 10 maal de bovengrens van normaal: herhaal bepaling na ongeveer vier weken
- > 10 maal de bovengrens van normaal: vraag, afhankelijk van anamnese, comorbiditeit en voorgeschiedenis, verdere diagnostiek aan (zie onder andere paragraaf 3) of verwijs naar een MDL-arts
2. Vervolgbeleid bij een licht verhoogde ALAT
Bepalingen
- ALAT
- HBsAg
- anti-HB-core
- anti-HCV
- EBV-antistoffen
- CVM-antistoffen
- HEV-antistoffen
Indicatie
Bij persisterend verhoogde ALAT indien er geen aanwijzingen zijn voor gebruik van toxische stoffen:
- Eerst: serologie naar hepatitis B en C (vraag tevens spijtserum aan)
- Indien negatief: eventueel serologie naar EBV-virus, CMV en HEV
Achtergronden bij de bepalingen
- Een hoge titer van CMV-IgM-antistoffen en afwezige of nog niet zo hoge CMV-IgG-titer wijst op een acute infectie.
- Een licht verhoogde IgM-titer kan jarenlang na een doorgemaakte infectie blijven bestaan.
- CMV-aviditeit IgG-antistoffen (functionele affiniteit van antistoffen tegen CMV): laag bij een primaire infectie en hoog bij een in het verleden doorgemaakte CMV-infectie.
Referentiewaarden
- Hepatitis B, C, E zie paragraaf 3.
- EBV zie hoofdstuk Acute keelpijn.
CMV-IgM | Dichotome testuitslag |
CMV-IgG | Dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Bij aangetoonde hepatitis B, C, E zie paragraaf 3.
- Bij aangetoonde EBV-infectie zie hoofdstuk Acute keelpijn.
- Bij pasgeborenen met een symptomatische congenitale infectie en immuungecompromitteerden kan behandeling met antivirale middelen overwogen worden.
3. Diagnostiek virushepatitis
Indicatie
Volwassen patiënten met icterus, bij wie geen verdenking bestaat op pathologie van de galblaas, galwegen of pancreas |
|
Kinderen met icterus |
|
Patiënten met algehele malaise en vermoeden virushepatitis (risicogroep, risicocontact) |
|
Spreekuurbezoekers zonder klachten en risicocontact in voorgeschiedenis |
|
Spreekuurbezoekers afkomstig uit intermediair en hoogendemische landen zonder klachten, eenmalig |
|
Patiënten bij wie in het verleden de diagnose hepatitis B of C is gesteld, niet (succesvol) behandeld of onder controle hepatitisbehandelcentrum |
|
Vermeld op het aanvraagformulier klinische gegevens zoals indicatie, eerste ziektedag, klachten, datum mogelijk besmettingsmoment en vaccinatiestatus.
Voor risicogroepen en risicocontacten zie tabel 1 en 2 volledige tekst.
3.1 Diagnostiek hepatitis A
Bepalingen
- IgM-anti-HAV
Achtergronden bij de bepalingen
- IgM-anti-HAV is gewoonlijk drie maanden na de infectie niet meer aantoonbaar.
- Geef bij de aanvraag aan of iemand gevaccineerd is: IgM-anti-HAV is positief na vaccinatie.
- Fout-positieve uitslagen zijn mogelijk voor CMV en EBV.
Referentiewaarden
IgM-anti-HAV | Dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Hepatitis A is een meldingsplichtige ziekte (zie Bijlage Melding infectieziekten).
- Controle van de leverfuncties is niet nodig.
3.2 Diagnostiek hepatitis B
Bepalingen
- HBsAg
- anti-HB-core
Achtergronden bij de bepaling
- HBsAg: toont infectie aan met het hepatitis-B-virus en wijst op besmettelijkheid van het bloed
- Anti-HB-core: om infectie aan te tonen in ‘open-core-window’ (HBsAg verdwenen, IgG-anti-HBsAg (anti-HBs) nog niet aantoonbaar)
Referentiewaarden
HBsAg | Dichotome testuitslag |
anti-HB-core | Dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Hepatitis B is een meldingsplichtige ziekte (zie bijlage Melding infectieziekten).
- Controle van de leverfuncties is niet nodig.
- Verwijs ernstig zieke patiënten.
- Bepaal na zes maanden opnieuw het HBsAg en eventueel aanvullend onderzoek (zie paragraaf 4).
3.3 Diagnostiek hepatitis C
Bepalingen
- anti-HCV
- HCV-RNA
Achtergronden bij de bepaling
- HCV-RNA: wijst op een acute infectie
- Anti-HCV: wijst op een chronische infectie
Referentiewaarden
anti-HCV | Dichotome testuitslag |
HCV-RNA | Dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Hepatitis C is een meldingsplichtige ziekte (zie bijlage Melding infectieziekten).
- Controle van de leverfuncties is niet nodig.
- Patiënten met hepatitis C worden verwezen naar de tweede lijn.
- Bij besmetting < 3 maanden: wacht eventueel spontane genezing af, bepaal dan na 3 maanden HCV-RNA
3.4 Diagnostiek hepatitis E
Bepalingen
- IgM-anti-HEV
Achtergronden bij de bepalingen
- Bij twijfel over de diagnose eventueel HEV-RNA of vervolgserologie
Referentiewaarden
IgM-anti-HEV | Dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Hepatitis E geneest meestal spontaan.
- Hepatitis E kan chronisch worden bij gebruik hoge dosis immunosuppressiva.
- Melding en controle van de ALAT is niet nodig.
4. Controle behandeling
Bepalingen
- ALAT
- HBsAg
- HBeAg
- HBV-DNA
- HCV-RNA
Indicatie
- na 3 (hepatitis C) of 6 maanden (hepatitis B) bij patiënten die niet verwezen zijn
Achtergronden bij de bepalingen
- HBsAg aantoonbaar: chronische hepatitis B-infectie
- verhoging ALAT, aanwezigheid e-antigeen en verhoogde virale load (HBV-DNA): actieve infectie
Referentie- en afkapwaarden
- ALAT: zie paragraaf 1
- HBsAg: zie paragraaf 3.2
- HCV-RNA: zie paragraaf 3.3
HBeAg | Dichotome testuitslag |
HBV-DNA | ≥ 2000 IU/ml |
Verder beleid
- verwijs patiënten met een chronische actieve hepatitis B- of C-infectie
5. Controle dragerschap hepatitis B
Bepalingen
- ALAT
- HBsAg
Indicatie
- bij een inactieve hepatitis B-infectie levenslang elk half jaar
Achtergrondinformatie bij de bepalingen en referentiewaarden
- zie paragraaf 3.2
Verder beleid
- verwijs bij een verhoogde ALAT
- staak de controles bij een negatieve uitslag van de HBsAg-bepaling
6. Controle hepatitis B-vaccinatie
Bepalingen
- anti-HBs
Indicatie
- 4 - 6 weken na vaccinatie: alleen bij personen werkzaam in de zorg en bij risicofactoren voor non-respons (mannen > 40 jaar, BMI > 30, zware rokers en patiënten met een gestoorde afweer).).
Afkapwaarden
Anti-HBs | ≥10 IE/l |
Verder beleid
- anti-HBs-titer < 10 IE/l: bepaal anti-HB-core om eerdere infectie uit te sluiten, indien negatief: 3 revaccinaties.