Seksueel overdraagbare aandoeningen (LESA Laboratoriumdiagnostiek)
Inhoud |
1. Diagnostiek chlamydia (inclusief LGV)
Bepalingen
- C. trachomatis NAAT/PCR
Indicatie
- bij klachten, zoals urethritis: direct;
- na een risicocontact: na 3 weken.
Achtergrondinformatie bij de bepaling
- Vrouwen: bij voorkeur vaginale wat (door de vrouw zelf afgenomen).
- Mannen: bij voorkeur eerstestraalsurine.
- Bij anale seks en/of anale klachten bij mannen die (ook) seks hebben met mannen (MSM): ook rectale swab.
- bij MSM met klachten van proctitis en een positieve chlamydiatest: ook diagnostiek naar lymfogranuloma venereum (LGV middels LGV-specifieke NAAT of (indien niet voorhanden) Chlamydia trachomatis-specifieke serologie).
Referentiewaarden
C. trachomatis NAAT/PCR | dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste drie weken na het potentiële risicocontact.
- Bij een positieve testuitslag: verricht onderzoek naar de andere seksueel overdraagbare aandoeningen, besteedt aandacht aan partnerwaarschuwing en behandel de patiënt conform de NHG-Standaard Het soa-consult.
2. Diagnostiek gonorroe
Bepalingen
- N. gonorrhoeae NAAT/PCR
- N. gonorrhoeae kweek
Indicatie
- bij klachten, zoals urethritis: direct;
- na een risicocontact: na 3 weken.
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
Een infectie met Neisseria gonorrhoeae wordt bij voorkeur aangetoond via NAAT/PCR-onderzoek op materiaal afgenomen uit (afhankelijk van de klachten) vagina, urethra, anus, conjunctiva en/of keel.
- Vrouwen: bij voorkeur vaginale wat (door de vrouw zelf afgenomen).
- Mannen: bij voorkeur eerstestraalsurine.
- Bij anale seks en/of anale klachten bij mannen die (ook) seks hebben met mannen (MSM): ook rectale swab.
- Bij keelklachten: ook uitstrijk van de farynx.
- Bij een contra-indicatie voor ceftriaxon: kweek met resistentiebepaling; het materiaal mag niet in de koelkast worden bewaard.
Referentiewaarden
N. gonorrhoeae
| dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste drie weken na het potentiële risicocontact.
- Bij een positieve testuitslag: verricht onderzoek naar de andere seksueel overdraagbare aandoeningen, besteedt aandacht aan partnerwaarschuwing en behandel de patiënt conform de NHG-Standaard Het soa-consult.
3. Diagnostiek syfilis
Bepalingen
- l TPHA/TPPA
- l FTA-ABS
- l VDRL/RPR
Indicatie
- bij klachten, zoals een hard en pijnloos ulcus: direct;
- na een risicocontact: na 3 maanden.
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
- voor de diagnostiek van syfilis (lues) is de primaire test de Treponema pallidum hemagglutination assay (TPHA) of een modificatie hiervan (TPPA).
- bij positieve serologie moet de diagnose worden bevestigd door middel van de FTA-ABS-test of immunoblot.
- de venereal disease research laboratory-(VDRL-)test en de rapid plasma reagin-(RPR-)test worden gebruikt om onderscheid te maken tussen actieve en genezen infecties met Treponema pallidum.
- bij een ulcus kan ook een NAAT/PCR op een ulcusuitstrijk worden verricht.
Referentiewaarden
TPHA | < 1:80 |
VDRL/RPR | < 1:8 |
FTA-ABS-test | dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste drie maanden na het potentiële risicocontact.
- Een positieve TPHA-uitslag is suggestief voor een actieve of doorgemaakte infectie.
- Als de VDRL-titer laag is, kan de syfilisserologie na drie tot vier weken worden herhaald.
- Bij een positieve testuitslag: verricht onderzoek naar de andere seksueel overdraagbare aandoeningen, besteedt aandacht aan partnerwaarschuwing en behandel de patiënt conform de NHG-Standaard Het soa-consult.
4. Controle na behandeling syfilis
Bepalingen
- VDRL/RPR
Indicatie
- Zes en twaalf maanden na behandeling
Referentiewaarden
VDRL/RPR | < 1:8 |
Verder beleid
- Een positieve VDRL/RPR-test (titer 1:8 of hoger) is suggestief voor een actieve infectie.
- De behandeling is succesvol als de titer van de VDRL-test een factor 4 daalt in een periode van 12 maanden en daarna niet meer stijgt.
5. Diagnostiek hepatitis B
Bepalingen
- HBsAg
- IgM-anti-HBc
- HbeAg
Indicatie
- bij klachten, zoals een hepatitis: direct;
- na een risicocontact: na 3 maanden.
Referentiewaarden
HBsAg IgM-anti-HBc HBeAg |
|
Verder beleid
- Bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste drie maanden na het potentiële risicocontact.
- Bij een positieve testuitslag: verricht onderzoek naar de andere seksueel overdraagbare aandoeningen, besteedt aandacht aan partnerwaarschuwing en behandel de patiënt conform de NHG-Standaard Het soa-consult.
6. Diagnostiek hiv
Bepalingen
- hiv-antistoffen en hiv-p24-antigeen (duo- of combotest)
Indicatie
- bij klachten zoals een griepachtig beeld: direct;
- na een risicocontact: na 3 maanden.
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
- Antilichamen verschijnen binnen drie à vier weken tot drie maanden na de infectie. Viraal p24-antigeen kan twee à drie weken na de infectie aantoonbaar zijn.
- Een confirmatietest met een andere testmethode (meestal Western blot) is noodzakelijk bij een positieve hiv-test.
- Bij vermoeden van een acute hiv-infectie kan met een PCR hiv-RNA worden aangetoond, op zijn vroegst elf dagen na infectie.
Referentiewaarden
hiv-antistoffen hiv-p24-antigeen | dichotome testuitslag |
Verder beleid
- Bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste drie maanden na het potentiële risicocontact.
- Bij een positieve testuitslag: verricht onderzoek naar de andere seksueel overdraagbare aandoeningen, besteedt aandacht aan partnerwaarschuwing en verwijs de patiënt voor behandeling en begeleiding naar de internist-infectioloog.
7. Diagnostiek trichomoniasis
Bepalingen
- microscopie
- T. vaginalis NAAT/PCR
- fluorkweek
Indicatie
- bij klachten, zoals vaginitis: direct
- na een risicocontact: na 4 weken
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
- Vrouwen: NAAT/PCR, fluorkweek of fysiologisch zoutpreparaat.
- Mannen: NAAT/PCR van urine of NAAT/PCR of specifieke trichomonaskweek van urethra-uitstrijk.
Referentiewaarden
T. vaginalis
| dichotome testuitslag |
Verder beleid
- bij een negatieve testuitslag en klachten: herhaal de test ten minste vier weken na het potentiële risicocontact.
8. Diagnostiek herpes-simplex virus type 1 en 2
Bepalingen
- HHV NAAT/PCR
- serologisch onderzoek (op indicatie)
Indicatie
- NAAT/PCR uitstrijk ulcusmateriaal: bij twijfel aan de diagnose herpes genitalis.
- Serologie:
- eventueel bij patiënten met een partner met genitale herpes;
- vrouwen bij wie in het laatste trimester (> 34 weken) van de zwangerschap voor het eerst symptomen optreden.
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
- Typespecifieke antistoffen in het bloed zijn acht tot twaalf weken na besmetting aantoonbaar.
Referentiewaarden
HHV
| dichotome testuitslag |
Verder beleid
Verwijs vrouwen in het laatste trimester (> 34 weken) van hun zwangerschap naar de gynaecoloog bij een primaire infectie (typespecifieke antistoffen afwezig en symptomen van herpes genitalis). In dit geval is er een risico op een herpes neonatorum.