Anemie (LESA Laboratoriumdiagnostiek)
1. Diagnostiek anemie
Bepalingen
- Hb
Indicatie
Bij overmatig menstrueel bloedverlies, in het kader van de chronische ziekte en bij algemene klachten die de huisarts (of de patiënt) in verband brengt met anemie.
Referentiewaarden
Hb
| Mannen | 8,5-11,0 mmol/l |
Vrouwen | 7,5-10,0 mmol/l | |
Kinderen (1 maand-6 jaar) Kinderen ( >6 jaar) | 6,0-9,0 mmol/l 6,5-10,0 mmol/l |
Voor de referentiewaarden bij zwangeren: zie Zwangerschap en geboorte.
Verder beleid
- Bepaal bij een anemie die is vastgesteld via Hb-bepaling in capillair bloed het Hb nogmaals in veneus bloed.
- Ga bij een vrouw met structureel hevig menstrueel bloedverlies er in eerste instantie van uit dat ijzergebrek de oorzaak is.
- Bij een kind met een lichte anemie (Hb ≥ 6,0 mmol/l) dat in de voorafgaande maand een infectieziekte heeft doorgemaakt kan de anemie in eerste instantie als het gevolg van die infectie worden beschouwd. Controleer het Hb 4 weken na herstel.
- Verricht bij de overige patiënten vervolgdiagnostiek; zie paragraaf 2 t/m 5.
2. Aanvullende diagnostiek bij anemie
Bepalingen
- MCV
- Ferritine
Indicatie
In geval van een anemie, behalve bij kinderen met een recente infectieziekte en vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies.
Referentiewaarden
MCV | Volwassenen | 80 - 100 fl (femtoliter = 10-15l) |
Ferritine
| Mannen | 25 - 250 µg/l |
Premenopauzale vrouwen | 20 - 150 µg/l | |
Postmenopauzale vrouwen | 20 - 250 µg/l | |
Mannen en vrouwen > 65 jaar | 45 - 250 µg/l |
Verder beleid
- Ferritine <15 µg/l: ijzergebreksanemie.
- Ferritine normaal, maar <100 µg/l: mogelijk ijzergebreksanemie. Verricht gericht vervolgdiagnostiek (zie het stroomdiagram en de paragrafen 4, 5 en 6).
- Ferritine >100 µg/l: ijzergebreksanemie is zeer onwaarschijnlijk. Verricht gericht vervolgdiagnostiek (zie het stroomdiagram en de paragrafen 4, 5 en 6).
3. Vervolgdiagnostiek bij vermoeden van anemie door een chronische ziekte (ACD), infectieziekte of hematologische aandoening
Bepalingen
- ijzer
- transferrine
- leukocyten
- trombocyten
- BSE
- eGFR
Indicatie
- geen duidelijke ijzergebreksanemie en/of
- vermoeden van een anemie door een chronische ziekte, een infectieziekte of een hematologische aandoening.
Referentiewaarden
IJzer
| Mannen | 14 - 35 µmol/l |
Vrouwen | 10 - 25 µmol/l | |
Neonaten | 17 - 40 µmol/l | |
Transferrine
| Volwassenen | 2,0 - 4,1 g/l |
Neonaten | 1,3 - 2,7 g/l | |
Trombocyten | Volwassenen | 150 - 400 x 109/l |
Leukocyten | Volwassenen | 4 - 10 x 109/l |
BSE |
| |
eGFR |
| zie Nieraandoeningen |
Verder beleid
Zie voor de interpretatie van de uitslagen het stroomdiagram in de bijlage.
4. Vervolgdiagnostiek bij vermoeden van een anemie door een vitamine-B12- en/of foliumzuurdeficiëntie
Bepalingen
- vitamine B12
- foliumzuur
- LDH
- reticulocyten
Indicatie
- geen duidelijke ijzergebreksanemie en/of
- een vermoeden van een anemie door een vitamine-B12- en/of foliumzuurdeficiëntie.
Referentiewaarden
LDH | 135 - 225 U/l |
Reticulocyten | relatieve telling: 5 - 25‰, absolute telling: 25 - 120 × 109/l |
Vitamine B12 | |
Foliumzuur | afhankelijk van de gebruikte test en het laboratorium |
Verder beleid
- Zie voor de interpretatie van de uitslagen het stroomdiagram.
- Bepaal bij een laag normale of licht verlaagde vitamine-B12-concentratie en een blijvend vermoeden van vitamine-B12-deficiëntie als oorzaak van de anemie het methylmalonzuur (indien niet beschikbaar, het homocysteine).
- Verricht bij vermoeden van hemolytische anemie (verhoogd aantal reticulocyten en verhoogd LDH) een bepaling van het haptoglobine en een directe coombstest.
5. Vervolgdiagnostiek bij vermoeden van een hemoglobinopathie
Bepalingen
- erytrocytenaantal
- Hb-elektroforese of -chromatografie, eventueel in combinatie met DNA-onderzoek
Indicatie
Alleen indien:
- afkomstig (zelf of voorouders) uit gebieden met een hoge dragerschapsfrequentie van hemoglobinopathie;
- familieleden met hemoglobinopathie;
- familie van een kind met (dragerschap van) een hemoglobinopathie.
Achtergrondinformatie bij de bepalingen
Afwijkende resultaten van de gerichte diagnostiek wijzen op een hemoglobinopathie.
- sikkelcelziekte en bètathalassaemia kunnen met veel zekerheid worden aangetoond of uitgesloten;
- bij vermoeden van homo- of heterozygote alfathalassaemia (HbA2 < 2,5% (en een bloedbeeld met een laag MCV dat niet door ijzergebrek kan worden verklaard) biedt alleen DNA-onderzoek uitsluitsel.
Verder beleid
- Verwijs bij een hemoglobinopathie naar een internist-hematoloog of kinderarts-hematoloog.
- Overleg bij een niet-conclusieve uitslag van het onderzoek over mogelijk aanvullend onderzoek met een laboratoriumspecialist klinische chemie, internist- hematoloog of kinderarts-hematoloog.
6. Controle na medicamenteuze behandeling
Bepalingen
- Hb
Indicatie
Vier weken na start van de behandeling.
Achtergrondinformatie bij de bepaling
Gemiddelde stijging van Hb:
- bij orale ijzertoediening: ≥ 0,5 mmol/l per week
- bij foliumzuur-/vitamine-B12 -suppletie een stijging met 10% per 4 weken.
Referentiewaarden
Hb | zie paragraaf 1 |
Verder beleid
- IJzergebreksanemie: controleer bij stijging nogmaals het Hb op het moment dat verwacht mag worden dat het Hb weer op normaal niveau is.
- Vitamine-B12-of foliumzuurdeficiëntie: controleer het Hb nogmaals na 4 - 6 weken.