Belangrijkste aandachtspunten
- Wees alert op Q-koorts bij patiënten met klachten passend bij een Q-koortsinfectie die in de afgelopen periode in GaiaZOO zijn geweest, met name op de volgende dagen: 29 april, 11 mei, 18 mei, 21 mei of 1 juni. Tot de risicogroepen behoren zwangeren en patiënten met een aneurysma, hartklepprothese, hartklepproblemen, vaatprothese of een afweerstoornis.
- Overleg laagdrempelig over diagnostiek en behandeling met een arts infectieziektebestrijding van de GGD en/of met een internist-infectioloog
- Behandeling: doxycycline is eerste keus bij niet-zwangere volwassenen; bij zwangeren en kinderen trimethoprim-sulfamethoxazol
Oorzaak: bacterie Coxiella burnetii
Q-koorts is een infectieziekte en wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii. De meeste mensen krijgen Q-koorts door het inademen van lucht waar de bacterie in zit. Als geiten, schapen of koeien besmet zijn met Q-koorts, kan de bacterie vrijkomen tijdens de geboorte van lammetjes/kalfjes. Overdracht van mens op mens speelt geen rol. In de huidige situatie in GaiaZOO gaat het om besmette bosrendieren die drachtig waren en op de bovengenoemde dagen bevallen zijn.
De incubatietijd voor Q-koorts is 7-32 dagen (mediaan 18 dagen).
Q-koorts is een meldingsplichtige ziekte groep C.
Klinisch beeld
Een acute Q-koortsinfectie verloopt in ongeveer 60% asymptomatisch. In 40% van de gevallen krijgt de patiënt symptomen variërend van milde griepachtige klachten (meestal koorts, hoofdpijn, spierpijn) tot een ernstiger beloop, waarbij vooral pneumonie en hepatitis wordt gezien. De klinische presentatie kan per uitbraak verschillen. Bij vrouwen die tijdens de zwangerschap acute Q-koorts doormaken, kan vroeggeboorte, miskraam of intra-uteriene vruchtdood optreden, vooral als de infectie wordt opgelopen tijdens het eerste trimester.
Wie loopt risico?
Het RIVM adviseert om extra alert te zijn bij: zwangeren en patiënten met een aneurysma, hartklepprothese, hartklepproblemen, vaatprothese of afweerstoornis én die in de afgelopen periode (met name op 29 april, 11 mei, 18 mei, 21 mei of 1 juni) in GaiaZOO zijn geweest. Het RIVM adviseert deze patiënten om met klachten mogelijk passend bij Q-koortsinfectie contact op te nemen met hun huisarts.
Risicogroepen, chronische Q-koorts en QVS
Acute Q-koorts is een ziekte die over het algemeen vanzelf overgaat. Echter, ongeveer 2% van de mensen die acute Q-koorts of een asymptomatische infectie doormaken, ontwikkelen een chronische infectie.
Risicogroepen voor chronische Q-koorts zijn:
- patiënten met een al bestaande hartafwijking (klepgebreken of een kunstklep)
- patiënten met een vaataandoening (aneurysma of vaatprothese)
- vrouwen die tijdens de zwangerschap acute Q-koorts doormaken
- er zijn ook aanwijzingen dat immunosuppressie een risicofactor is voor chronische Q-koorts.
Ongeveer 20% van de patiënten bleek in het verleden na een acute Q-koortsepisode nog een periode van vermoeidheid (postinfectieuze vermoeidheid) door te maken. Als de vermoeidheid langer dan 6 maanden bestaat en aan een aantal andere criteria wordt voldaan, wordt gesproken van het Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QVS) (zie LCI-richtlijn QVS).
Diagnostiek naar acute Q-koorts
Het lijkt zinvol om bij patiënten met klachten passend bij Q-koorts (zie boven bij klinisch beeld) die tevens in de afgelopen periode GaiaZOO hebben bezocht, diagnostiek naar Q-koorts in te zetten.
Diagnostiek is eveneens zinvol bij patiënten zonder klachten die recent een periode met klachten hebben gehad èn die behoren tot de risicogroepen.
Type diagnostiek middels bloedonderzoek:
- PCR is mogelijk bij de diagnostiek naar C. burnetii op ziektedag 1 tot 14.
- Antistoffen tegen C. burnetii (serologie) ontwikkelen zich gemiddeld tussen de 7e en 15e ziektedag. Overleg bij twijfel voor interpretatie van de uitslag en eventuele noodzaak tot herhaling van het bloedonderzoek met een medisch specialist.
Bij luchtwegklachten is, in de beginfase, naast serologisch onderzoek, evt ook diagnostiek middels een keelswab mogelijk.
Behandeling van acute Q-koorts
Acute Q-koorts verloopt meestal mild met een spontaan herstel na 1-2 weken. Antibiotica kan de ziekteduur bekorten en mogelijk de kans op complicaties verminderen.
De behandeling van zwangeren kan mogelijk een abortus of vroeggeboorte voorkomen of een chronische infectie bij de moeder. Overweeg zwangeren met vermoeden van Q-koorts, in afwachting van de uitslag, direct antibiotisch te behandelen.
Ook kan antibiotische behandeling gericht op Q-koorts, in afwachting van de uitslag, overwogen worden bij een sterk vermoeden van Q-koorts bij overige risicopatiënten òf bij patiënten met een pneumonie.
- Eerste keus antibioticum bij acute Q-koorts is doxycycline 1 dd 200 mg gedurende 14 tot 21 dagen (14 dagen bij immunocompetente patiënten, 21 dagen bij immuungecompromitteerde patiënten).
- Tweede keus zijn chinolonen, bijvoorbeeld moxifloxacine 1 dd 400 mg, ciprofloxacin 2 dd 750 mg of levofloxacin 1 dd 750 mg; alle per os gedurende 14 tot 21 dagen.
- Zwangeren en kinderen met acute Q-koorts kan men behandelen met trimethoprim-sulfamethoxazol.
Het is aan de arts om een afweging te maken hoe groot de kans is op Q-koorts. Bij vermoeden van een pneumonie die niet veroorzaakt wordt door een Q-koortsinfectie is het antibioticum amoxicilline eerste keus. Pneumonieën worden regelmatig veroorzaakt door een pneumokok (S Pneumoniae), waarvan bijvoorbeeld een klein percentage resistent is tegen doxycycline.
Consultatie en verwijzing
Verwijs zwangeren met bevestigde Q-koorts naar de tweede lijn voor de behandeling (langere antibiotische behandeling) en het vervolgbeleid ten aanzien van de zwangerschap en evaluatie op het eventueel ontstaan van chronische Q-koorts.
Overleg met òf verwijs laagdrempelig patiënten met Q-koorts behorend tot de overige risicogroepen naar een medisch specialist (internist-infectioloog met expertise) over de behandeling.
Overleg laagdrempelig met een medisch specialist over de follow-up van alle patiënten waarbij Q-koorts is vastgesteld. Na vaststellen van acute Q-koorts is er follow-up noodzakelijk in de vorm van bloedonderzoek, om vast te stellen of er sprake is van chronische Q-koorts. De frequentie is afhankelijk van de uitslag van het bloedonderzoek en of patiënt in de risicogroepen valt. Huisartsen hebben hier veelal weinig of geen ervaring mee.
Er zijn een aantal internist-infectiologen met veel ervaring in de diagnostiek en behandeling van (chronische) Q-koorts, zie de website van Q-support.
Meer informatie
Indien er nieuwe informatie beschikbaar is over de huidige situatie en het te voeren beleid, dan zal deze informatie toegevoegd worden.
Bron:
Q-koorts in GaiaZOO vastgesteld | RIVM
Ik heb Q-koorts | Thuisarts.nl
Bij een nieuwe uitbraak – Q-support (met o.a. stroomdiagrammen voor huisartsen en over zwangeren)